tot herstel en verhoging van haar zeer eigen stadsschoon
Stichting Veere
Tot herstel en verhoging van haar eigen stadsschoon
Het oude Zanddijk
Wie door het oude Zanddijk gaat, kan nauwelijks geloven dat dit gehucht eens een welvarend dorp is geweest. Slechts enkele huizen en het kerkhof zijn er nog van over. Toch deed het middeleeuwse Zanddijk niet onder voor de andere parochies op Walcheren. Het had een eigen rechtbank, een kerk, een herberg, een school, een molen, enkele bierbrouwerijen, winkels, een notaris, een chirurgijn, verschillende ambachtsgilden en er werd ieder jaar in de derde week van juni kermis gehouden. Zanddijk heeft ook een wapen. Dit bestaat uit een gevierendeeld schild; het eerste en vierde van zilver, met drie golvende fasces (dwarsbalken) van azuur, het hoofd van keel; het tweede en derde van zilver met een zwaard van sabel; op het midden van het geheel een schild van sabel, met een fasce van zilver.
Ontstaan
De ambachtsheerlijkheid Zanddijk is ouder dan Veere en vermoedelijk ontstaan in de eerste helft van de twaalfde eeuw. De eerste bewoners waren boeren die zich gevestigd hadden op een dijk van zand, waar de parochie naar werd vernoemd. Deze dijk moest hen bij hoog water bescherming bieden en voor datzelfde doel werden aan de westzijde van de nederzetting tenminste nog vijf vliedbergen opgeworpen.
De oudste vermelding van de heerlijkheid treffen we aan in een charter van 1153 waarin het kapittel van Sint-Pieter te Utrecht verklaart dat het van de tiend van ‘Sandik’, die vóór de oprichting van de kerk aldaar geheel aan het kapittel behoorde, één derde overdraagt aan de dienstdoende priester en de helft van de rest op bepaalde voorwaarden aan Hugo Snottolf, die aan het kapittel een stuk land nabij de genoemde kerk heeft geschonken.
Het grondgebied behoorde aan de graaf, die hierover een leenman aanstelde. Hij mocht zich heer van Zanddijk noemen en was belast met het bestuur en de lage rechtspraak in de parochie. Na het overlijden van Simon van Zanddijk in 1247, die geen wettige erfgenamen naliet, ging het leen over in handen van Hendrik Wisse van Borsele. Hij was een zoon van Nicolaas van Borsele en afkomstig van het gelijknamig dorp, dat in die tijd nog een apart eiland was en pas in 1680 aan Zuid-Beveland werd gehecht. Hendrik liet in de nabijheid van Zanddijk een mottekasteel bouwen en gaf het de naam Zandenburg.
Welvarend dorp
Dankzij de heren uit het geslacht Van Borsele kon Zanddijk uitgroeien tot een welvarend dorp. Binnen de heerlijkheid ontstond het dorp en later de stad Veere en het duurde niet lang of de parochie werd erdoor overschaduwd. Al in 1347 werd Veere als zelfstandige parochie van Zanddijk afgescheiden. Later zou het weer één geheel worden nadat in 1439 Zanddijk-binnen en in 1574 Zanddijk-buiten onder het rechtsgebied van Veere werden gebracht.
Voor de reformatie had Zanddijk een eigen gerecht bestaande uit baljuw, schepenen en klerk. Na die tijd werd het rechtsgebied gesplitst in Zanddijk-binnen (de eigenlijke parochie), dat onder Veere ressorteerde, en Zanddijk-buiten dat onder de landsvierschaar viel, die eveneens in Veere was gevestigd.
In de Middeleeuwen treffen we in Zanddijk tenminste de volgende vier gilden: het Sacramentsgilde (wijn- en biertappers), het Sint-Annagilde (retorica), het Sint-Maartensgilde (kooplieden) en het Sint-Pietersgilde (vissers). Allen bezaten grote stukken land binnen de heerlijkheid en zullen een eigen kapel in de kerk hebben onderhouden.
Het grondgebied van Zanddijk was vroeger aanzienlijk groter. In 1439 schonk Philips de Goede een strook van 300 gemeten aan het naburige Veere om daarmee de plaats in westelijke richting te kunnen uitbreiden. Bij een meting in 1630 werd de heerlijkheid groot bevonden 1764 gemeten, 77½ roeden schotbaar land, en 121 gemeten, 278½ roeden vrije landen, dus samen 1886 gemeten, 56 roeden. Hiervan blijkt in 1852 nog slechts 1239 gemeten, 27 roeden en 9 ellen over te zijn.
Kerk
Zanddijk is een typisch ringdorp waarbij de huizen rondom de kerk zijn gebouwd. Deze dateerde van omstreeks 1150 en had Sint-Petrus als patroon. De eerste bewoners van Veere, Vrouwenpolder en andere nederzettingen in de omgeving moesten er de mis komen horen en de heilige sacramenten ontvangen. Zij werd de moederkerk van die latere gemeenten en ontving van hen een jaarlijks filiatiegeld. Het collatierecht behoorde aan de deken van het Sint-Pieterskapittel in Middelburg, die het in 1323 overdroeg aan de graaf van Zeeland. De kerktoren was zeer zwaar en hoog en volgens sommige kroniekschrijvers diende ze tot baken voor de zeevarenden. Vergeleken bij de toren moet de kerk overigens klein zijn geweest, wat nog te zien is aan het oude kerkhof dat er nu nog steeds ligt.
Op derde pinksterdag 1365 trok de eerste plechtige processie uit de kerk en niet lang hierna ging de Zanddijkse processie de geschiedenisboeken in als de grootste en mooiste van het hele eiland. De pracht en praal van het aanzienlijke geslacht Van Borsele zal hier zeker toe hebben bijgedragen. De kerk was niet onbemiddeld en door deze heren steeds rijk begiftigd. Zo schonk heer Hendrik van Borsele haar in 1469 het uitsluitend recht van waslicht voor de dienst der overige kerken in de heerlijkheid van Veere te verkopen. Aan zilverwerk bezat de kerk een totaal gewicht van iets meer dan 13 kilogram. Na verkoop ervan in 1574 leverde dit £ 34 : 8 : 8 groten Vlaams op. Het inkomen van de kerk was van dien aard, dat het een zekere weelde kon bestrijken en dat de Zanddijkers hun bedehuis tot een der rijkste van de omtrek konden maken. Zo lieten ze in 1504 door de Mechelse klokkengieter Peeter Waghevens drie nieuwe klokken gieten van 1400, 1000 en 800 pond ter vervanging van de twee oude en lichtere klokken.
Voor zover bekend vond de laatste restauratie van de kerk plaats in de zomer van 1558 toen Pieter Verheyen uit Antwerpen het leien dak vernieuwde.
Beeldenstorm
Op donderdag 22 augustus 1566 woedde de beeldenstorm over Middelburg en ook in Zanddijk was men bang dat dit lot hun kerk wel eens zou kunnen treffen. Haastig haalde men de kostbaarste voorwerpen uit het godshuis en verborg ze bij de parochianen thuis. Het duurde niet lang of een aantal radbouwen, waaronder een zekere Job en Cornelis de Ram, gingen de kerk binnen en haalden het crucifix, dat boven het oksaal (galerij achter in de kerk) hing, uit zijn ijzeren ogen en gooiden het van boven naar beneden. Gelukkig was het door de val niet gebroken, maar een Amsterdammer, die ook tot de groep beeldenstormers behoorde, schopte met zijn voet een arm eraf.
Het kerkhof
In mei 1572 ging Veere over tot de prins en belegerde met Vlissingen gedurende twee jaar het naburige Middelburg. In die tussentijd is de kerk geplunderd, verwoest en verbrand, om nooit meer uit haar as te verrijzen. Bijna twaalf jaar bleef zij als bouwval liggen, tot uiteindelijk de stenen in 1584 naar Veere werden overgebracht om daar een jaar later in het nieuwe Oranjebolwerk te worden verwerkt. Het erf en de boomgaard van de pastoor, die achter de kerk lagen, zijn op 21 maart 1576 in Veere in het openbaar verkocht. De kerktoren bleef als ruïne honderden jaren staan en is pas in maart 1812 door de Franse bezetters opgeblazen. De stenen ervan zijn verwerkt in de vestingwerken die in die tijd rond Veere werden aangelegd.
Een bijzondere plek op Zanddijk wordt ingenomen door de oude begraafplaats die net zo oud is als het dorp zelf. Rond het kerkhof stond een muur die halverwege de achttiende eeuw is gesloopt. In 1834 is het kerkhof als ‘Algemeene Begraafplaats’ in gebruik genomen voor het begraven van overleden personen uit Veere, Zanddijk-binnen, Zanddijk-buiten en Schellach. De sloot rondom werd uitgediept en de begraafplaats beplant. Twee jaar later werd een houten bergplaats gemaakt, die in 1874 vervangen is door een stenen gebouwtje.
De begraafplaats is in twee klassen onderverdeeld; de eerste waarbij de overledenen in een grafkelder worden bijgezet en de tweede waarvoor graven worden gemaakt. Voor deze laatste categorie bestaan er drie rangen: de hervormden, de rooms-katholieken en de overige gezindten. De twee grafkelders liggen in het hoogste gedeelte van de begraafplaats met het gesloten einde naar elkaar toe. De ene heeft de ingang aan de zuidzijde, de andere in het noorden. Ze zijn ieder 2.80 meter lang, 2.20 meter breed en 3.50 meter diep. Van de kelders is alleen kort na het gereedkomen gebruik gemaakt en slechts een drietal personen is er in de jaren 1836/’37 in bijgezet. Daarna zijn ze in de vergetelheid geraakt tot ze in de dertiger jaren van de vorige eeuw bij toeval werden ontdekt. Sinds de ingebruikname van de nieuwe begraafplaats is alleen het rooms-katholieke gedeelte nog in gebruik.
Op het kerkhof vinden we de graven van bekende Veerenaren, zoals de predikanten dr. Gerard Johan Weyland en Pieter Fagel, de hoofdonderwijzer van de openbare lagere school Hendrik de Zeeuw, burgemeester Jhr. I.F. den Beer Poortugael en de agent van politie en tevens archivaris J.W. Perrels. Ook liggen hier begraven de kunstenaars Reimond Kimpe, Maria Petronella Callenfels-Carsten en Wim en Wil Abeleven-Labberton. Aan het begin van het kerkhof staat een eenvoudig monument ter herinnering aan de Veerenaren die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het oorlogsgeweld zijn omgekomen.
De kapel van schipper Gheyle
In 1504 stichtte schipper Gheyle aan de rechterzijde van de weg van Zanddijk naar Veere een aan de Allerheiligste Drievuldigheid toegewijde kapel. Hoewel haar naam anders doet vermoeden was schipper Gheyle een vrouw. Na haar overlijden gaven de executeurs-testamentair op 3 maart 1520 aan de Zanddijkse kerkmeesters een bedrag van zesendertig pond Vlaams, enige zilveren voorwerpen, een missaalboek en circa vijf gemeten land in Zanddijk. In ruil hiervoor moesten ze de kapel goed onderhouden en erin tweemaal in de week een mis opdienen. Na de reformatie werd het kapelletje met vier roeden land op 20 maart 1576 bij opbod verkocht. Lucas Meyaert was de hoogste bieder en voor £ 3 : 10 : 00 groten Vlaams werd hij de nieuwe eigenaar, waarna het is gesloopt.
Aantal huizen en bewoners
Na de woelige strijd tegen de Spanjaarden (1572 – 1574) begint Zanddijk in belangrijkheid af te nemen. Toch tellen we in 1598 nog honderd huizen, waaronder de herberg ‘Den swarten arent’. In 1642 is dit aantal gestegen naar 114. Bij een telling in 1748 blijkt dat Zanddijk-binnen 253 inwoners heeft en Zanddijk-buiten 163.
In de periode 1811-1814 worden op het grondgebied van Zanddijk-binnen, dat zich uitstrekt tot aan de grens met Veere, op last van de Franse bezetters 17 huizen gesloopt. Ze moeten plaats maken voor een uitbreiding van de Veerse vestingwerken. Daarna blijven er nog 32 woningen over, waarvan drie als zomerhuis in gebruik zijn. Het merendeel der inwoners is in 1814 werkzaam in de landbouw en daarnaast wonen er nog een smid en twee timmerlieden.
In 1848 is het aantal woningen in Zanddijk-binnen gedaald tot 22 en worden bewoond door 24 huisgezinnen. Het aantal inwoners bedraagt 115. In Zanddijk-buiten staan 36 huizen, bewoond door 47 huisgezinnen met een totaal aantal inwoners van 270.
Bekijken we Zanddijk halverwege de negentiende eeuw dan is de welstand verdwenen. Pastoor J.J. van der Horst schrijft erover in zijn artikel ‘Kerkelijk Veere, Proeve eener bronnenstudie’:
‘De huisjes zijn laag en zien er armelijk uit; de smidse in ’t midden zet geen leven bij, want haar vuur is meestal gedoofd, en haar aambeeld verteert zich zelven van spijt, omdat het geen slagen genoeg krijgt. De straat is nog onaanzienlijker dan te voren, en het kerkhof aan de regterhand ziet er treurig en akelig uit, zoo als geen ander kerkhof doet’.
In de 20e eeuw had Zanddijk nog tot ongeveer 1960 een kruidenierswinkeltje.
School en kermis
In 1610 kreeg Frans ‘de meester’ van het Veerse stadsbestuur vergunning om in Zanddijk school te houden. Voorwaarde was dat hij alleen boeken mocht gebruiken die ‘christelijck ende stichtelijck’ zouden
zijn en dat hij geen kinderen uit Veere op zijn school zou toelaten. Per kind dat hij leerde lezen en schrijven mocht hij de ouders 12 groten Vlaams vragen. In 1614 werd hij opgevolgd door Dierick Cornelissen. Kort hierna vernemen we niets meer van het schooltje en zullen de kinderen de Veerse stadsschool hebben bezocht.
Tot het eind van de achttiende eeuw werd in Zanddijk ieder jaar in de derde week van juni kermis gehouden. Op 19 juni 1743 deed zich hierop een incident voor toen een zekere Jan Dores de eigenaresse van een koekkraam bedreigde. Jan lag als soldaat in garnizoen in Veere en had een pleister op zijn hoofd. Twee Zanddijkse vrouwen waren er getuige van. In de verklaring die ze hierover aflegden, vertelden ze hoe ze zagen dat Jan voor de kraam heen en weer drentelde en de koekverkoopster uitschold. Toen Jan de twee vrouwen zag schoot hij op hen toe en zei dat hij nog voor hij de kermis zou verlaten ‘de meid een gat in haar kop zou slaan‘. De vrouwen probeerden hem op andere gedachten te brengen, maar tevergeefs. Hij zou het doen, ‘al moeste hij aan de galge hangen’‘. Hoe het is afgelopen, is niet bekend, maar Jan zal ongetwijfeld zijn straf niet hebben ontlopen.
Molen
De Zanddijkse molen stond op de Molenberg in Zanddijk-buiten. Deze berg is in de Franse Tijd in de nieuw opgeworpen wallen opgenomen en ligt tegenover de woning met huisnummer 6 aan de Polredijk. De molen is gebouwd in opdracht van de heer van Veere, die hem jaarlijks verpachtte. De oudst gevonden vermelding ervan dateert van 5 september 1411, toen blijkens de stadsrekening van Middelburg Jan Jordaen met vier schepenen uit die stad naar Veere voer ‘omdat de vrouw van Veere het ijzer uit den molen van Zandijk had doen nemen’.
De molen had het recht van dwangmalerij, d.w.z. dat alle inwoners van zowel Zanddijk-binnen als Zanddijk-buiten daar hun granen moesten laten malen. Op 6 april 1562 is de molen uit de nagelaten bezittingen van de laatste heer verkocht en kwam hij in particuliere handen. Tien jaar later is hij in de strijd tegen de Spanjaarden verbrand. Het duurde tot 1582 voordat hij weer opnieuw werd opgebouwd.
In 1663 is de Zanddijkse molen gesloopt, waarna molenmaker Pieter Cle uit Eekloo een nieuwe bouwde naar voorbeeld van de molen uit Oostburg. Veel processen zijn er daarna gevoerd, tot aan de Hoge Raad toe, omdat de molenbouwer geen deugdelijk werk had geleverd.
In 1675 kocht de prins van Oranje de Zanddijkse molen nadat hij te koop was aangeboden. Tijdens een hevige storm op 8 december 1703 woei de open standerdmolen om en een jaar later werden de resten bij opbod verkocht. Er werd geen nieuwe meer gebouwd omdat de twee Veerse molens, die ook van de prins waren, voldoende in de vraag naar meel konden voorzien.
Brouwerijen
Op Zanddijk hebben tenminste drie brouwerijen gestaan. De oudst bekende is in 1550 op last van Maximiliaan van Bourgondië gesticht op het terrein van kasteel Zandenburg. Hiervoor werd een huis verbouwd en de Middelburgse brouwer Jan Janssen Hernets, die eerder in Veere werkzaam was, verhuisde op kosten van de heer zijn brouwerij naar Zandenburg. Voor de aanvoer van grondstoffen werd een pad aangelegd van de brouwerij naar de Veerseweg, dat nu de De oude Bosweg heet. Het water haalde de brouwer uit een grote waterput in het park achter het kasteel. Via een goot werd het naar de brouwerij getransporteerd. Zolang de brouwer bier van uitstekende kwaliteit brouwde, mocht hij hofleverancier van Zandenburg blijven. De brouwerij was geen lang leven beschoren, want na het overlijden van Maximiliaan in 1558 kwam er al een eind aan het bestaan.
In 1608 stonden er volgens het kohier van de dubbele honderdste penning in Zanddijk twee brouwerijen naast elkaar. Ze waren gelegen aan het ‘Zandijkse steenpad’. De ene is tien jaar later al verdwenen, terwijl de andere rond 1640 is gesloopt.
Zandenburg
Kasteel Zandenburg stond even buiten Veere aan de weg naar Gapinge en was de residentie van de heren en vrouwen van Veere. Tijdens archeologisch onderzoek in 1955/’56 is komen vast te staan dat het oudste gedeelte in de dertiende eeuw is gebouwd. In de tijd erna is het kasteel aanzienlijk vergroot en versterkt. In de jaren 1483/’85 werd het grondig verbouwd, waarbij onder meer een nieuwe poort, een gaanderij en een torentje werden gemaakt.
Op 2 maart 1505 werd het kasteel geteisterd door een grote brand waarbij onder meer de pas gebouwde voorburg in de as werd gelegd. Ofschoon het verwoeste deel weer werd herbouwd, kreeg Zandenburg toch niet meer de luister die het voordien bezat. Na de dood van de laatste heer (Maximiliaan van Bourgondië in 1558) kwam het kasteel leeg te staan en raakte in verval.
Nadat Veere in 1572 was overgegaan naar de prins werden er Franse soldaten ingekwartierd. Zij begonnen met roven en plunderen en staken de bij het kasteel behorende kapel in brand. Het jaar erna konden nog vele boeken en documenten worden gered door ze over te brengen naar de Grote Kerk in Veere.
In 1581 werd Willem van Oranje eigenaar van het kasteel. Hij liet de steen van de gesloopte gebouwen overbrengen naar Veere om daarmee het verzwakte bolwerk achter het arsenaal te versterken.
In de resterende gebouwen van Zandenburg begon Arnoldus Rijcx op 21 juli 1701 een stijfselfabriek. Ook kreeg hij vergunning om varkens op het terrein te houden. Slechts kort heeft het fabriekje bestaan, want na de verkoop in 1722 vernemen we er niets meer over. De laatste resten van het kasteel zijn in 1812 door de Fransen gesloopt. Tot slot zijn de stenen op 2 februari 1816 op last van het stadsbestuur verkocht.
Van de hooggeplaatste personen die Zandenburg met een bezoek hebben vereerd, kunnen genoemd worden: graaf Jan (1296), keizer Sigismund en hertog Willem van Beyeren (1416), Philips van Bourgondië (1437), Karel de Stoute (1451 en 1460), Philips van Oostenrijk (1500), keizer Karel V (1515 en 1540), Isabella van Oostenrijk (1515), koning Christiaan II van Denemarken (1523), Maria van Hongarije (1547), Philips II (1556) en de hertogin van Lotharingen (1557).
In 1524 trad Jan Gossaert als hofschilder in dienst van Adolf van Bourgondië en verschillende malen heeft hij hem en zijn vrouw geportretteerd.
Op een enkele na, liggen alle heren en vrouwen van Veere in de slotkapel begraven.
Jan Midavaine
Kies een ander thema