tot herstel en verhoging van haar zeer eigen stadsschoon
Stichting Veere
Tot herstel en verhoging van haar eigen stadsschoon
De Napoleontische wallen van Veere
Inleiding
Dit jaar (2009) wordt in Veere herdacht dat tweehonderd jaar geleden een grote Engelse invasiemacht landde op Breezand bij Vrouwenpolder. De bedoeling van deze Engelse inval was om vaste voet te krijgen op het Europese Continent. Walcheren was hiervoor een strategisch belangrijk eiland.
De Engelse bezetting heeft niet veel langer dan een half jaar geduurd. Weliswaar werd veel schade aangericht, vooral in Vlissingen, maar de Zeeuwse koorts bleek voor hen een grotere vijand dan de Franse troepen .
Na de Engelse aftocht werd door Napoleon meteen een aanvang gemaakt met de verbetering van de militaire verdediging van Walcheren. Een belangrijk onderdeel van dit project vormde de aanleg van extra verdedigingswerken rond Veere, de Napoleontische wallen.
Oudere Veerse verdedigingswerken
Reeds in de veertiger jaren van de veertiende eeuw is begonnen met de omwalling van Ter Veere. In 1346 werd het vissersplaatsje voor het eerst aangeduid als ´die veste ter Veere´.
Op afbeelding 1 is te zien hoe de middeleeuwse vestingwerken van Veere zich vanaf die tijd hadden ontwikkeld rond het jaar 1520.
De tachtigjarige oorlog met Spanje leidde tot een aanzienlijke uitbreiding van de Veerse vestingwerken. Na de val van Den Briel in 1572 werd door Willem van Oranje een begin gemaakt met deze uitbreidingen omdat Veere zich aan de zijde van de Prins had geschaard.
Wanneer men de vestingwerken, afgebeeld op afbeelding 2, vergelijkt met die van afbeelding 1 dan ziet men dat rond het jaar 1600 een ingrijpende uitbreiding van de Veerse wallen had plaatsgevonden, compleet met nieuwe bolwerken en een vijftal bastions, het Bastion Oranje, het Molenbergbastion, het Tonnenbergbastion, ook wel Warwijkse bastion genaamd, het bastion Zanddijk en het meest oostelijk gelegen Mauritsbastion.
Dit verdedigingssysteem werd omringd door natte grachten en voorzien van drie uitvalswegen voorzien van poorten en bruggen. In de richting van Vrouwenpolder de ‘Warwijkse Poort’, in de richting van Middelburg en Zanddijk de ‘ Zanddijkse Poort’ en een derde uitgang naar Arnemuiden. Hier verliet men de stad via een doorgang in het Mauritsbastion.
Bij het bastion Oranje en het Mauritsbastion werden stenen beren gebouwd met zogenaamde monniken. Deze beren dienden als waterscheiding tussen de zee en de vestinggrachten.
Dit wallenstelsel bleef vrijwel onveranderd in de zeventiende en achttiende eeuw tot Napoleon in 1810 de opdracht gaf dit geheel nog weer eens te voorzien van een extra verdedigingslinie.
De Napoleontische wallen
De nieuwe verdedigingswerken kwamen aan de buitenzijde van de bestaande verdedigingswerken te liggen met een tussenruimte van circa 200 meter.
Ene kapitein Mantenay ontwierp hiervoor, naar de meest recente militaire inzichten van die tijd, een verdedigingslinie voorzien van vijf bastions en aan de noordzijde een lunet. Het ontwerp voorzag ook in de aanleg van een tweetal zogenaamde ravelijnen, dit zijn vrij in de gracht liggende verdedigingseilandjes. Hiervan waren er in het oorspronkelijke ontwerp vier voorzien. Twee ervan werden werkelijk uitgevoerd, de ene bij de uitvalsweg naar Zanddijk en de tweede bij de uitvalsweg naar Vrouwenpolder. De verbindingen tussen deze ravelijnen met de vesting en het land buiten de grachten werd gevormd door houten bruggen voorzien van een ophaalgedeelte.
Twee oorspronkelijk geplande bastions ter vervanging van de zeemuur bij de Campveerse Toren en de Montfoortse Toren werden evenmin uitgevoerd.
Afbeelding 3
Deze afbeelding van een geniekaart uit 1851 toont het uiteindelijk uitgevoerde ontwerp van Maintenay. Duidelijk zijn de vijf nieuwe bastions te zien evenals de lunet in het noorden van het stelsel en de twee uitgevoerde ravelijnen naar het westen en het zuiden. Het middelste niet uitgewerkte deel van de kaart geeft de vorm weer van de zeventiende eeuwse uitleg van de wallen.
Afbeelding 4
Deze tekening geeft de situatie weer als men zich bevindt bij punt 2 aangegeven op de geniekaart van 1851. Het geeft zicht op de binnenkant van het bastion in de Napoleontische wallen ter plaatse. Wandelend op het Singeltje is daar nog duidelijk de oorspronkelijke structuur van dit bastion herkenbaar.
Afbeelding 5
Dit is hetzelfde bastion vanuit dezelfde kijkrichting getekend maar nu met een ooghoogte van circa 10 meter zodat men het geheel iets meer van bovenaf ziet. Vanuit dit standpunt is duidelijk te zien dat de oorspronkelijke Napoleontische wallen begaanbaar waren aan de achterbinnenzijde door een zogenaamde gedekte weg.
Afbeelding 6
Dit beeld van de Napoleontische wallen verkreeg men vanuit standpunt 1 op de geniekaart 1851.
Links het ravelijn met toegangsbrug naar Vrouwenpolder en met een lange houten toegangsbrug naar een zogenaamde coupure in het bolwerk buiten de Warwijkse Poort.
Afbeelding 7
Het standpunt van deze tekening komt overeen met punt 3 op de geniekaart 1851.
Links op de tekening het ravelijn verbonden door een lange houten brug met de vesting, uiteraard voorzien van een ophaalgedeelte. Op de voorgrond de Oude Veerseweg die aan het eind uitkwam op de tweede ophaalbrug van dit ravelijn.
Restanten van dit ravelijn zijn nog zichtbaar als men vanuit Zanddijk Veere binnenrijdt. Vlak voor de brug over de kreek aan de linkerzijde is de daar nog zichtbare verhoging in het landschap het restant van dit ravelijn.
Afbeelding 8
Dit is standpunt 4 op de geniekaart 1851.
Het geeft het beeld op Veere weer gezien vanuit het oosten, nu zou men hiervoor aan de overkant van het Kanaal door Walcheren moeten staan. Het bovenste deel van de tekening is een ooghoogte perspectief, het onderste deel een zogenaamd vogelvluchtperspectief. In de onderste tekening ziet men duidelijk de polygonale (veelhoekige) vorm van de Napoleontische wallen. De door de onderste tekening getrokken booglijn geeft het tracé weer van het Kanaal door Walcheren. Wat zich voor deze lijn bevindt is afgegraven in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw. Links op de tekeningen het ravelijn naar Zanddijk, rechts op de tekeningen de dijk naar Arnemuiden.
Het behoud van de Napoleontische wallen
Het belang van Veere als vesting verminderde na het vertrek van de Fransen. Alleen ten tijde van de Belgische afscheiding werden door de genie nog enkele plannen opgesteld voor verbetering van de vestingwerken. Deze voorgestelde verbeteringen werden echter niet overgenomen.
In 1861 werd Veere als vesting opgeheven. In 1866 vertrok het garnizoen uit de stad. In het laatste kwart van de negentiende eeuw zette het verarmingsproces van Veere, dat al eerder was ingetreden, zozeer door, dat Veere aangewezen werd op de steun van de Rijksoverheid voor het behoud van enkele belangrijke monumenten. Ook de opdracht van de Rijksoverheid tot het slechten van de wallen – na het vertrek van het garnizoen – kon door de armlastige gemeente niet worden bekostigd.
In tegenstelling tot Veere waren andere Nederlandse gemeenten met Napoleontische verdedigingswerken, steden die er financieel beter voorstonden en uitbreidingsplannen wilden realiseren, al vóór het verzoek van de Rijksoverheid om deze wallen te slechten, daar eigener beweging mee begonnen.
Het enkele decennia durende getouwtrek tussen de plaatselijke overheid van Veere en de Rijksoverheid over de kosten die met het afgraven van de wallen gepaard gingen, leidde er uiteindelijk toe dat alleen de opgehoogde oude zeventiende eeuwse wallen aarden wallen van het Veerse verdedigingssysteem werden afgegraven. Door deze onenigheid tussen de beide overheden bleven in Veere de Franse vestingwerken redelijk goed gespaard, dit in tegenstelling tot vele andere plaatsen in Nederland waar deze wallen zijn verdwenen.
Tenslotte heeft de aanleg van het Kanaal door Walcheren, eind jaren zestig van de negentiende eeuw, gevolgen gehad voor het oostelijke deel van de Franse vestingwerken. Een bastion van de Franse aanleg moest aan het kanaal worden opgeofferd alsook een deel van het zeventiende eeuwse Mauritsbastion.
Het beheer van de Franse vestingwerken berustte, tot het vertrek uit Veere van het garnizoen, bij het militaire gezag. Daarna werd het beheer overgenomen door de gemeente Veere. Rond 1870 beschikte de gemeente Veere echter niet over de beleidsinstrumenten om dit beheer goed uit te voeren. Als gevolg daarvan kon bebouwing van de wallen niet worden voorkomen.
Tijdens de periode van het militair beheer was bebouwing van de vestingwerken zélf verboden en daaromheen aan strikte regels gebonden. Zo moesten bouwwerken die in het schootsveld lagen van de vesting in oorlogstijd gemakkelijk afgebroken kunnen worden.
Pas in 1982 beschikte de gemeente Veere over het bestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht Veere”. In dit bestemmingsplan worden de Napoleontische wallen aangemerkt als monument, de bebouwing erop echter niet. In de periode tussen 1870 en 1982 heeft de gemeente met lede ogen moeten toestaan dat hier en daar bouwwerken op de wallen werden opgetrokken.
Bij een raadpleging van de bewoners van Veere over de toekomst van hun stad, gehouden in 2007, is met grote meerderheid van stemmen bepaald dat de Napoleontische wallen toegankelijk moeten worden gemaakt voor wandelaars. Besprekingen om dit, met hulp van Europese subsidie, te realiseren zijn momenteel gaande.
Jacques van Bijlevelt
Kies een ander thema